Het wetsvoorstel Passend onderwijs ligt bij de Raad van State. Over enkele weken wordt het terug verwacht bij het ministerie van OCW. Waarschijnlijk moet het wetsvoorstel dan op enkele punten worden aangepast. Niet duidelijk is hoeveel tijd dat in beslag neemt. De Onderwijsraad publiceerde op 9 september 2011 haar advies ‘Passend onderwijs voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Overwegingen bij het conceptwetsvoorstel Passend onderwijs’. In het advies geeft de raad twaalf aanbevelingen die zijn gericht op verbetering van het conceptwetsvoorstel. Voor het mbo zijn met name de adviezen over het tijdpad van invoering en een heldere communicatie vanuit het ministerie van OCW van belang.
Mogelijk tekort aan zorgbudget mbo
De Onderwijsraad uit haar zorg over het tekort aan zorgbudget in het mbo (pagina 36). In het voorgezet (regulier en speciaal) onderwijs zitten nu naar verhouding de meeste leerlingen met een indicatie. Omdat een deel daarvan de komende jaren doorstroomt naar een mbo-instelling, kan het zorgbudget in het mbo ontoereikend zijn voor deze groeiende groep. De raad stelt dat het mbo niet aan te rekenen valt dat de instroom vanuit het voortgezet (speciaal) onderwijs de komende jaren gaat stijgen. Het is belangrijk dat hier in de overgangsregeling van de bekostiging rekening mee wordt gehouden, zodat deze jongeren met passende ondersteuning een diploma of startkwalificatie kunnen behalen in het mbo.
De MBO Raad heeft in het verleden herhaaldelijk gewezen op de onevenredige verdeling van zorgmiddelen over de onderwijsinstellingen. Mocht er in de toekomst sprake zijn van een concrete stijging van het aantal mbo-studenten die als gevolg van de invoering van Passend onderwijs meer zorg nodig blijken te hebben, dan brengt de MBO Raad dit onder de aandacht van het ministerie zodat een passende oplossing gevonden kan worden.
Voorgenomen planning overgang lgf-middelen
Het ministerie van OCW is van plan de overgang van de middelen voor leerlinggebonden financiering (lgf) als volgt te regelen. De lgf bestaat uit 4 clusters: cluster 1 – visueel gehandicapten, cluster 2 – doven, cluster 3 – lichamelijk gehandicapten en cluster 4 – gedragsstoornissen.
Clusters 3 en 4
De middelen voor leerlinggebonden financiering voor de clusters 3 en 4 worden toegevoegd aan het gehandicaptenbudget (lumpsum) van de instellingen en verdeeld over de mbo-instellingen. Hiervoor wordt het lgf-budget bevroren op het niveau van het studiejaar 2012-2013. Instellingen mogen het gehandicaptenbudget voor gehandicapte deelnemers ook inzetten voor chronisch zieke deelnemers.
Het ministerie van OCW zoekt hier aansluiting bij de beoogde invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek per 1 januari 2014. Daarvoor bereidt het ministerie nu een wetsvoorstel voor. Voor de periode 1 augustus 2013 tot 1 januari 2014 verdeelt het ministerie de middelen over de instellingen op grond van het gemiddelde lgf-bedrag dat de instellingen ontvingen over de studiejaren 2010-2011, 2011-2012 en 2012-2013.
Vanaf kalenderjaar 2014 worden de lgf-middelen toegevoegd aan het genoemde gehandicaptenbudget en verdeeld naar rato van de rijksbijdrage. Er komt een overgangsregeling om eventuele herverdeeleffecten van de nieuwe bekostiging te verzachten.
Cluster 1 en 2
Voor studenten in het mbo blijft het bedrag voor ambulante begeleiding onderdeel van het vaste zorgbudget van de cluster 1-instellingen. De aanvullende bekostiging op grond van de ‘Regeling visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB 2010-2012’ wordt toegevoegd aan de lumpsum van de mbo-instellingen.
Voor de instellingen in cluster 2 komt het ambulante deel van het voormalige lgf-budget beschikbaar. Het ‘reguliere’ deel van het voormalige lgf-budget voor de interne begeleiding van de student wordt eveneens toegevoegd aan de lumpsum van de mbo-instellingen.
Het bedrag dat voor de ambulante begeleiding structureel wordt toegevoegd aan het zorgbudget van de instellingen in cluster 1 en 2 wordt met de invoering van passend onderwijs gebudgetteerd.